Gepubliceerd in Welkom in Wesepe (magazine), mei 2022, foto Berly Damman
Als meisje van tien wist Angela Jansen al dat haar toekomst in Afrika lag. De ongelijke kansen, het leven in oorlogssituaties: dat moest toch anders kunnen? In Rwanda en Congo helpt ze mensen die met een trauma verder moeten leven. “Daar is de sociale cohesie beschadigd, terwijl de mensen hier zo hecht zijn. Die gemeenschapszin maakt Wesepe uniek voor mij.”
Samen met haar man Jasper, die ze tijdens een van de vele avondjes Boode aan de haak sloeg, woont Angela Jansen sinds 2013 in Rwanda. “Ik wist van jongs af aan dat ik in Afrika wilde werken. Ik was een jaar of tien toen ik mijn moeder hoorde praten met een vrouw. Zij vertelde over haar broer die in Ethiopië een school had opgezet en plotseling op straat werd doodgeschoten. Dat verhaal greep mij zo aan. Hoe kon het dat wij het hier zo goed hadden, terwijl ze daar in armoede en onveilige situaties leefden?” Kinderlijke gedachtes, noemt ze het zelf. “Ik snapte niet dat het niet beter verdeeld kon worden. Ik dacht de wereld wel te kunnen veranderen. Inmiddels weet ik dat het een stuk complexer is.”
Bevallen in Nederland
Angela doet haar verhaal vanuit Wesepe. Ze is hier geboren en getogen en woont tijdelijk met haar gezin in een huurwoning aan de Raalterweg. Onlangs beviel ze van dochtertje Julie. Zoontje Cédric werd twee jaar geleden ook in Nederland geboren. “De gezondheidszorg is hier een stuk beter. Vooral tijdens je eerste zwangerschap is alles heel spannend, dan wil je wel in goede handen zijn”, legt ze uit. Niet onterecht, bleek na haar eerste bevalling. “Cédric lag helemaal dwars, een keizersnede was noodzakelijk. In Congo hadden we het beiden waarschijnlijk niet overleefd.”
Vrouwengevangenis
Na haar vwo-examen wilde ze het liefst direct naar Afrika afreizen. Haar moeder wist haar nog even tegen te houden. “Zij vond me echt nog te jong, en dat klopte ook wel. Maar het zat al tien jaar in mijn hoofd, dus het zou zeker gebeuren. Ik heb een tijdje op een terras in Deventer gewerkt en op mijn achttiende vertrok ik voor het eerst naar Afrika.”
In Kameroen gaf ze les op een wereldschool, knutselde ze met buurtkinderen en hielp ze mee in een kleine kliniek. “We hebben daar op lokaal niveau van alles gedaan, net waar behoefte aan was. Niet met het idee: ik kom jullie van alle problemen afhelpen, maar om te leren van elkaar. Het heeft heel wat naïviteit weggehaald.”
De meeste indruk maakte haar werk in een vrouwengevangenis. “Daar zaten moeders met kinderen. Zij kregen daar niks, behalve een bekertje pap en wat maismeel, elke dag. Verder waren ze afhankelijk van familieleden die wat meebrachten. Maar de meeste vrouwen die daar zaten waren verstoten door hun familie. Ze werden volkomen aan hun lot overgelaten, ook door het systeem.”
Genocide
Terug in Nederland begon Angela in Utrecht aan haar studie Culturele Antropologie. Het zou later de start van haar leven in Rwanda blijken. “Voor mijn eindscriptie koos ik ervoor om naar Rwanda te gaan. Dat kwam door een reportage die ik jaren eerder gezien had. Daarin werd het verhaal verteld van een man, een Hutu, die gedwongen werd zijn eigen vrouw te vermoorden, omdat zij een Tutsi was. Lokale rebellen zouden anders niet alleen zijn vrouw, maar ook hem en hun kinderen om het leven brengen. De vrouw, die zich tot dat moment schuilhield, kwam tevoorschijn en legde haar hoofd voor hem neer. Hij doodde haar. De man moest tien jaar de cel in en zijn dochter van destijds negen, zij was van mijn leeftijd, werd verantwoordelijk voor al haar broers en zussen. Die documentaire raakt me nu nog steeds.”
Om de achtergrond bij dit verhaal te begrijpen, vertelt Angela over de genocide die in 1994 in Rwanda plaatsvond. In amper honderd dagen tijd werden bijna één miljoen Tutsi’s en gematigde Hutu’s gedood. “Het unieke daaraan was dat veel lokale mensen erbij betrokken waren. Het kwam voor dat je als Hutu je eigen broer, die Tutsi was, moest doden. Hoe kan het dat een kleine groep mensen met slechte intenties het voor elkaar krijgt dat een grote meerderheid van gewone burgers, die het over het algemeen goed met elkaar voor hebben, hun naasten vermoorden? Die vraag intrigeerde mij enorm. En nog steeds.”
Sociaal isolement
Tijdens haar scriptie leerde Angela het land en de mensen kennen. “Sindsdien zit Rwanda in mijn hart. Het is nu één van de veiligste landen, maar onderhuids speelt er nog zoveel. De Tutsi’s die het overleefden wonen er nog steeds en moeten nu met de daders verder. Het kan letterlijk zo zijn dat je naast de man woont die jouw echtgenoot vermoordde of jouw dochter verkrachtte.”
Angela werkt nu in Rwanda en buurland Congo voor het Community Based Sociotherapy Programma. Ze helpt burgers hun psychosociale welzijn te verbeteren. “Dat programma is na de Tweede Wereldoorlog ontstaan in Engeland, kwam later in Nederland en is nu dus ook in onder andere Rwanda en Congo. We helpen mensen met traumatische ervaringen of die in een sociaal isolement leven. We begeleiden slachtoffers én daders die niet weten hoe ze nu verder moeten leven. Voor ons is een sociaal leven heel vanzelfsprekend, voor hen iets heel ingewikkelds.”
Wesepe als thuisbasis
Angela voelt zich thuis in Rwanda. Dat geldt ook van haar man Jasper. “Ik moest hem daar destijds wel warm voor krijgen. Het was mijn droom, niet de zijne. Hij begon in Kameroen als voetbaltrainer. In Rwanda werkt hij voor Agriterra, een organisatie die zich richt op landbouwcoöperaties. Hij is helemaal op zijn plek. Inmiddels misschien nog wel meer dan ik.”
Hoe zeer Rwanda ook als hun thuis voelt en in hun hart zit, over een paar jaar keert het gezin terug naar Nederland. “Als Cédric naar school gaat, willen we terug. Het is voor kinderen fijn om op een vaste plek op te groeien. Ik heb hier zelf zo’n prettige jeugd gehad, dat gun ik mijn kinderen ook.”
Want door haar werk en ervaringen in Afrika weet Angela hoe belangrijk die basis is. “Je mentale gezondheid is sterk verbonden met je sociale situatie. Je thuis kunnen voelen binnen een gemeenschap is essentieel. Ik denk dat ik me daar stiekem heel bewust van ben, juist doordat ik in Wesepe ben opgegroeid en dat zelf zo ervaren heb. Ik heb hier een grote vriendengroep; we zijn al sinds de basisschool bij elkaar. Ik kan maanden weg zijn, maar ben altijd welkom bij ze. Ik denk dat ik me daarom ook makkelijk thuis voel in andere landen. Waar ik ook naartoe reis, Wesepe is de thuisbasis waar ik altijd op terug kan vallen. Dat maakt Wesepe uniek voor mij.”