1950. De tijd waarin de man thuis de kostwinner was die op zondag het vlees kwam snijden en zijn vrouw haar tijd doorbracht achter het aanrecht met een schare kinderen om zich heen. Foekje Dillema scherpte in juni van dat jaar het record op de 200 meter hardlopen aan. Een maand later, terwijl de atlete op weg was naar een wedstrijd in Frankrijk, kreeg ze te horen geschorst te zijn voor de rest van haar leven en werd haar record haar afgenomen. De reden? Dillema weigerde een geslachtstest van het IAAF, de internationale atletiekfederatie, te ondergaan die moest uitwijzen of ze wel echt een vrouw was.
Pas na haar overlijden in 2007 kreeg Dillema haar record terug en kreeg ze postuum excuses aangeboden. Dna-tests – zelfs na haar dood ging het meer over haar fysieke kenmerken dan over haar fantastische sportieve prestaties – bewezen dat de Friezin daadwerkelijk een vrouw was. Door een genetisch ‘foutje’ had ze weliswaar meer mannelijke kenmerken dan een gemiddelde vrouw, maar vrouw was ze zeker.
Zeventig jaar later. De wereld is gemoderniseerd, toleranter en minder bekrompen. Althans, binnen de sport toch zeker? Caster Semenya, meervoudig olympisch en wereldkampioene op de 800 meter, kreeg vandaag te horen dat ze medicijnen moet slikken als ze nog met internationale wedstrijden mee wil doen. Het testosterongehalte van de Zuid-Afrikaanse middellangeafstandsloopster is te hoog en daardoor zouden andere atletes geen eerlijke kans tegen haar maken. Aldus het IAAF.
Waar constant de dopingregels aangescherpt worden, de lijst met verboden middelen steeds langer wordt en elk paracetamolletje of neusspraytje driedubbel onderzocht wordt, moet Semenya dus verplicht medicatie nemen om haar hormonen te beïnvloeden. “Zij heeft nu een oneerlijk voordeel tegenover de andere deelnemers,” liet Sylvia Barlag, IAAF-bestuurslid, vorig jaar optekenen. Om daar vervolgens vergoelijkend aan toe te voegen dat ze toch echt niet Semenya specifiek wil aanvallen of uitsluiten. “Ze is zo geboren, ze bedondert de boel niet, maar het is wel oneerlijke concurrentie.” Mevrouw Barlag kon in ieder geval met een schoon geweten gaan slapen.
Maar werkt sport niet altijd zo? De fysieke verschillen geven toch in de meeste gevallen de doorslag? Natuurlijk, hard werken en de juiste faciliteiten en mensen om je heen zijn onmisbaar. Maar zonder enig talent kun je trainen wat je wilt, de top zul je daarmee niet bereiken. Een combinatie van de juiste mentaliteit en de optimale genen onderscheiden de toppers van de grote massa.
Semenya heeft, net als Dillema meer dan een halve eeuw terug, inderdaad voordeel van haar grote lijf en krachtige spieren. Maar mag dat dan niet? Moet een succesvolle hoogspringer of volleyballer dan ook zijn lichaam inkorten? Had Usain Bolt dan wel met zijn perfecte sprinterslijf zijn carrière mogen voortzetten? Dat is toch de wereld op zijn kop? Of, zoals Tokozile Xasa, de Zuid-Afrikaanse minister van Sport, het treffend verwoordde: “Gelijke kansen in de sport bereik je niet door het talent van de een te doden, maar door de ander te helpen de top te bereiken.”