‘Hop, hop, hop, let eens op. Let eens op. Let eens o-ho-op.’ Menig volkszanger zou op een piratenfestijn de tent platspelen met deze diepgaande songtekst. Hij kwam mij zomaar ter ore in sporthal de Haambrink in Mariaparochie. Als verslaggever van de Stentor kom je nog eens ergens. Zaterdag werd daar de kampioenswedstrijd tussen thuisploeg Krekkers en WSV gespeeld. Volleybal, 1e divisie, vrouwen. Een mooie pot met echt goed volleybal, waarbij de titel al na één set opgeëist werd door de bezoekers uit Warnsveld.
Het duurde nog anderhalf uur voordat WSV de schaal omhoog mocht houden. De wedstrijd liep uit op een lange vijfsetter. Dat gaf mij uitgebreid de gelegenheid me te verwonderen over de hits die ingezet werden. Niet door het publiek, maar door de speelsters zelf. Dat is binnen volleybal heel gebruikelijk, maar voor mij blijft het een bijzonder fenomeen. Tussen de rally’s door zetten de speelsters de ene na de andere kneiter in. Vooral ‘Heeheee, hoohooo’ blijkt favoriet. En vergeet ook niet het tellen van het aantal punten dat nog nodig is voor setwinst: ‘Een-twee, drie-vier’.
De volleybalsters begeleiden hun vocale kunsten met hun eigen ritmisch applaus. En daarvoor hebben ze een heel eigen manier ontwikkeld. De ene hand begint op gezichtshoogte, de andere op heuphoogte en ze ontmoeten elkaar halverwege. Diagonaal klappen dus. Zouden ze daar ook op trainen?
Maar het moet gezegd: het brengt zeker sfeer in de hal. Er is rumoer, de speelsters peppen elkaar ermee op en het publiek laat zich er een stuk sneller door horen. Binnen de handbal kennen we het niet. Hooguit klappen we eens flink in de handen om onze teamgenoten wakker te schudden, maar verder zijn we afhankelijk van de wil en het enthousiasme van onze supporters. Moeten wij het dan ook maar introduceren? Een paar jaar geleden deden we met ons team mee aan het songfestival in Wesepe. We vielen niet in de prijzen. Wellicht zegt dat genoeg.